Ik durf het nu wel hardop te zeggen. Het duurt namelijk al ruim zeven weken. Nee, ik heb geen nieuwe verkering. Ik ben gestopt. Na 32 jaar. De eerste weken had ik ‘al zoveel dagen niet meer gerookt’, inmiddels ‘ben ik gestopt met roken.’ Zomaar, op een zaterdagmiddag. Keelpijn kwam op en hield twee dagen aan. De behoefte aan roken was even weg. En die kans heb ik aangegrepen. Ik plakte er steeds één dag aan vast.
Ik had goede redenen om te stoppen. Zo begon ik te voelen hoe slecht roken voor me was. Ik wist het al lang, maar van kennis leer je niet zoveel. Van ervaren des te meer. Toen mijn longen begonnen te piepen en ik tenniswedstrijden verloor omdat de adem op was, was het genoeg. En dat gekwakkel met mijn gezondheid in de afgelopen drie winters vanwege mijn lagere weerstand was ik ook zat. Wijsheid komt met de jaren, al is het maar omdat je fysiek aftakelt.
Eerlijk is eerlijk, de door mij verfoeide maatregelen van de overheid hebben mij ook geholpen. Of nee, gebroken. Dat begon met het afnemen van mijn sigaret terwijl ik op mijn werk op een tekst zat te zweten. Daarna geen sigaret meer bij een Calvadosje na het eten in een gezellig restaurant. En een verbod in de horeca, waar mijn voorkeur nou juist bij die spreekwoordelijke rokerige kroegen en concertzaaltjes lag. Overheid en medische wereld hebben me in innige samenwerking opgejaagd en naar buiten gedreven, het Hollandse klimaat in. Ze hebben me op de knieën gekregen.
Ik heb geen boeken gelezen, nicotinekauwgom gebruikt of pleisters geplakt. Mijn enige hulpmiddel was een spiegel. En dan nog niet eens een echte, maar een overdrachtelijke. Ik heb er het laatste jaar vaak in gekeken. Bijvoorbeeld om half elf ’s avonds, voor het naar bed gaan, in de motregen, rokend achter het huis. Of ik zag mezelf een sigaret en aansteker zoeken voordat ik mijn telefoon opsnorde om iemand te bellen. En ik betrapte mezelf rokend en pratend met onbekenden terwijl mijn vrienden binnen in de kroeg zaten. In die spiegel zag ik dat ik rookte omdat het moest. En natuurlijk rookte ik ook lekkere sigaretten, die ik zelf graag wilde roken. De eerste, ’s ochtends met koffie. Of die na twee uur intensief schrijven, uitrustend. Die na het avondeten. Maar die spiegel vertelde mij glashard dat de verhouding scheef lag. En een spiegel liegt nooit.
Hij was er wanneer ik mij verschrikkelijk voelde. Wanneer ik uitgelaten was. Maar ook bij hoge stress. Of wanneer er iets te vieren viel. Wanneer ik even energie nodig had. En als ik even tot rust moest komen. De sigaret was net Haarlemmer olie; goed in elke situatie. Hij hielp me. Maar ook naar de klote. Ik ben altijd een roker geweest. Tot mijn twaalfde een latente. Daarna een stevige. De laatste jaren een milde. En sinds zeven weken een gestopte. Wat begon als beslissing van een twaalfjarig ego dat erbij wilde horen, werd een wezenlijk onderdeel van het dagelijks leven van een volwassen man die steeds meer zichzelf werd. Dag lieve vriend, ik hoop je nooit meer nodig te hebben.
Geef een reactie