In een rafelrand van onze buurt ligt Tuinindestad. Verstopt tussen de Friesestraatweg, het Reitdiep en de spoorlijn naar Roodeschool. Pal tegenover de oude veevoerfabriek van ACECO. Een gebouw dat als een rotte kies steeds verder afbrokkelt, met hulp van de natuurkrachten. De menselijke sloopwerkzaamheden zijn jaren geleden al plotseling gestopt. Inmiddels lijkt de ruïne me een ideaal onderkomen voor zeldzame vleermuizen en dus volkomen veilig voor de sloopkogel.
Ooit werkte ik bij ACECO. Een week lang. Het was een schoolproject voor het vak Nederlands: werken en daar dan een verslag over schrijven. Het zal in 1983 of ’84 zijn geweest; ik was een jaar of 16. Samen met een klasgenoot en tevens vriend – inmiddels een succesvol architect die de recente aardbeving in zijn woonplaats Kathmandu gelukkig overleefd heeft – zeulde ik op de verdiepingen van het pand met zakken van 25 kilo, vol ingrediënten. Volgens een recept dat op een papiertje aan een pilaar hing, mikten we deze leeg in een grote opening in de vloer. Vier zakken van dit, twee zakken van dat, nog een zak zus, drie zakken zo en klaar. Zat alles erin, dan ging er een knop om en werd de boel gemengd. Op de begane grond stroomde het voer in grote bakken, bestemd voor koeien, varkens of kippen. Hoogtepunten in die week waren trouwens de ritjes op de heftrucks. Vooral op het buitenterrein. Daar konden we vol gas geven zonder het risico te lopen dat we kostbare zakken halffabricaat lekstaken.
In die periode kwam ik trouwens al op de plek waar Tuinindestad is gevestigd. Met mijn vader. Orchideeën kopen, voor in de vensterbanken van ons huis in Roden. In de vochtige, benauwde kassen bootste de kweker het klimaat van de Tropen na. Daar kwam hij ook vaak. Achter de toonbank hingen foto’s van hem, trots poserend met indrukwekkend grote en felgekleurde bloemkelken in Mexico, Costa Rica en weet ik waar hij ze allemaal vandaan haalde. De kassen staan er nog steeds. De kweker is echter vervangen door Frans Kerver, zijn vrouw en enkele vrijwilligers. In een paar jaar tijd hebben ze van het terrein een soort vrijstaat gemaakt, waar je heerlijk kan struinen tussen de plantjes, stekjes en loslopende kippen. Niks hoeft en alles mag. Tenminste, die sfeer hangt er. En hoewel het een plek is die ontmoetingen stimuleert – onder ander met hun FreeCafé, allerlei activiteiten en een ongedwongen sfeer – heb ik meer contact met Frans via Twitter dan in real life. Zo verbrokkelt persoonlijk contact net zo ongemerkt maar definitief als de oude veevoerfabriek.
Vorig jaar sprak ik Frans voor het laatst. Geheel volgens de maatschappelijke ontwikkelingen waar Frans in gelooft – zo wordt hij binnenkort de eerste Nederlander met een Basisinkomen – pleegden we ruilhandel. Ik gaf hem mijn boek Spaak, hij overhandigde mij drie kilo pootaardappeltjes voor in mijn moestuin. Hij twitterde in de weken erna zijn mening over mijn boek, ik hield hem digitaal op de hoogte van de aardappeloogst. Mijn boek staat inmiddels te leen in de bibliotheek van Tuinindestad. Gratis natuurlijk.
‘De wereld verandert’ is één van de meest zichtbare clichés die er bestaan. Oude glorie vergaat, nieuwe ontstaat op de resten ervan. Toch wordt het de hoogste tijd voor een ouderwets gezellig gesprek met Frans. En niet alleen omdat mijn bestelling van Nieuw-Zeelandse spinazie inmiddels wel binnen zal zijn.
Deze column verscheen in juni 2015 in de wijkkrant van de Schildersbuurt Groningen.
Geef een reactie