Concept & copy, schrijver

Tag: tuinvogel

De boomklever

boomklever-07Sommige vogelnamen zijn onverklaarbaar. Neem nou de bosruiter. Ik heb dat beestje nog nooit op een paard zien zitten. En ook nog nooit aangetroffen in het bos; zijn biotoop bestaat uit open watervlaktes, moerassen en heidevelden. Geen boom te bekennen. Maar hoe anders is dat bij de boomklever. Een vogel die als geen ander zijn naam eer aandoet. Als er nu één vogel is die vastgekleefd lijkt te zitten aan bomen, dan is hij het wel. In tegenstelling tot die andere bomenbedwingers – de spechten – beweegt hij zich zelfs van boven naar beneden langs de stam. Gewoon, met zijn kop omlaag.

De boomklever heeft een voorkeur voor oude beuken met zijn heerlijke nootjes. Vandaar dat hij regelmatig mijn tuin bezoekt in het Stadspark; dat staat vol met deze reuzen. Hij fladdert en kleeft hier het hele jaar door, want hij broedt graag in holtes van diezelfde bomen. De boomklever heeft verschillende noten op zijn zang. Het leukste geluid dat hij produceert, is een gefluit dat precies lijkt op dat van bouwvakkers en stratenmakers wanneer zij gepasseerd worden door een leuke dame. Fiet-fiew! Zoiets, je kent het wel. Met name in het voorjaar klinkt dat verleidelijke geluid door het hele park.

Hoewel de boomklever dus de bouwvakker van het bos is, heeft hij andere bijnamen. Spechtmees of Blauwspecht zijn wellicht de bekendste. Maar de ‘IJsvogel van het bos’ vind ik persoonlijk de mooiste. Die naam dankt hij aan zijn kleuren. Aan zijn blauwgrijze rug en roze-oranje borst, net als bij de ijsvogel. Maar dan wat minder fel. Los van zijn kleuren, is ook zijn vorm bijzonder. Het is een opvallend gestroomlijnd beestje. Wat dat betreft zouden namen als de ‘Torpedo van de tuin’ of de ‘Zetpil van de voedertafel’ hem ook niet misstaan.

Ook de komende winter verwacht ik hem weer veelvuldig op het wintervoer. Hij houdt van korte bezoekjes. Hij komt aanvliegen, pikt het liefst een pinda of zonnebloempit mee, en verdwijnt dan weer. Snel daarna herhaalt zich dit ritueel en dat kan zo uren doorgaan. En ergens in het bos of park, raakt een holte van een beuk steeds voller. De boomklever is de eekhoorn onder de vogels.

Dit verhaaltje verscheen in september 2013 in het verenigingsblad van Tuin- en Recreatievereniging Stadspark.

Tuinbezoekers: de Appelvink

appelvink2Wanneer het lang en streng wintert, komen er vogelsoorten op de voedertafel die je tijdens een normale, Hollandse kwakkelwinter niet ziet. Schuwe vogels, die halfdood van de honger moeten zijn voordat ze zich aan de mens durven tonen. Ook dit jaar was het qua winter weer Siberisch in Nederland. En dus ook in het Stadspark. Zo kwam het dat er op een doordeweekse middag zomaar een Appelvink landde op mijn voerhuisje.

De Appelvink is zeldzaam. Niet omdat er nu zo heel weinig van voorkomen in Nederland, maar omdat deze vogel een verborgen leven leidt. ’s Zomers bovenin hoge bomen, verscholen in het bladerdek. En in de winter scharrelt hij onzichtbaar tussen de dorre bladeren die de kleur hebben van zijn verendek. Het liefst in uitgestrekte bossen waar geen mens komt.

Het was meer dan vijftien jaar geleden dat ik het beestje had gezien. Enthousiasme gierde door mijn lijf. Dat is wat een zeldzame waarneming doet met de vogelliefhebber. Enerzijds de blijheid van “wat heb ik jou lang niet gezien!”, anderzijds die wat dubieuze trots “dat ik iets zie wat bijna niemand anders ziet.” Een zeldzame waarneming of vondst werkt direct op het ego. Maar los daarvan: de Appelvink is een fascinerende vogel om te zien. Een wonder van de evolutie. Dat komt met name door zijn enorme, kegelvormige snavel. Zijn bijnamen Kersenkraker en Steenkraker geven aan waartoe hij in staat is met dat gereedschap. De rest van zijn postuur is ook dat van een krachtpatser. Met zijn stierennek en gespierde kaken lijkt hij zo uit de sportschool te zijn weggevlogen.

De Appelvink – een mannetje –  inspecteerde kort mijn voedertafel en was binnen vijf seconden weer weg. De dagen erna zag ik hem niet meer terug. Zou het weer vijftien jaar duren? Die kans was groot. Maar nee hoor, het leven spotte enkele weken later weer eens met zijn wetten. Op een ochtend van dit winterse voorjaar zaten zes vogels in de kale beuk aan de rand van mijn tuin. Loom keken ze me aan. Bijna ongeïnteresseerd vermorzelden ze af en toe een beukenknop. Ze bleven zelfs zitten toen ik mijn verrekijker ophaalde uit mijn tuinhuis. Zeven keer uitvergroot genoot ik minutenlang van zes Appelvinken, drie mannetjes, drie vrouwtjes. Het leven is een feest als de slingers voor je neus worden opgehangen.

Dit verhaaltje verscheen eerder in het verenigingsblad van Tuin- en Recreatievereniging Stadspark.

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén