Concept & copy, schrijver

Tag: kinderen Pagina 1 van 2

Het Veldje

Ik speelde vroeger veel in het Sprookjesbos. Een betoverend mooi plekje in het bos achter ons huis. Het Sprookjesbos was een open stuk, vol pijpestro. Als de zon scheen, kleurde het goud. Op sommige plaatsen was nog een oud karrespoor zichtbaar. Van de vele hutten die we bouwden, stond onze mooiste in het Sprookjesbos. Eentje met een uitkijktoren, zodat we konden waken over ons land.

Iedereen heeft wel zo’n plek in zijn geheugen. Die wilde hoek achter in de tuin, de rommelzolder bij opa en oma, het bosje in de buurt of dat pleintje. Waar de tijd langzaam ging, waarvan je zelfs de geur nog kent. Die oude plek die je direct voor je ziet. Die nu veel kleiner lijkt dan toen. Voor mijn kinderen wordt dat hoogstwaarschijnlijk het Veldje. Het is een van de best bewaarde geheimen van de Schildersbuurt.

Weinig mensen weten dat er achter die ijzeren deur aan het Taco Mesdagplein een kinderparadijs verborgen ligt. Waar ooit bakkers en hun assistenten ploeterden in een grote, hete ‘volksbroodbakkerij’, spelen nu kirrende kindertjes. Bij de donkergroene toegangspoort worden ze verwelkomd door twee witte, moeilijk kijkende en gekromde mannen. Twee prachtige beeldhouwwerken van Arie van der Lee (1872-1959), geplaatst in de muren naast de deur. Een landarbeider met een schep en een fabrieksarbeider met een voorhamer verbeelden de glorie van de arbeid. Tegen beter weten in. Want nu, na 100 jaar welvaart, is alles anders. Bakovens en transportbanden zijn vervangen door wipkippen en glijbanen. En loodzware karweien als deeg roeren en balen meel zeulen, zijn verruild voor onbezorgd schommelen en voetballen. De ouders van die spelende kinderen werken allen zittend. Op de werkvloer zijn rugklachten en missende vingers vervangen door RSI en burn-outs.

Mijn twee jongens spelen er veel. Toen ze heel klein waren nog wel op de speeltoestellen, nu alleen nog maar met een voetbal. Soms moeten ze die ophalen ‘in die hoek met de hoge bamboe’. Daar is het donker en ruikt het raar. Daar gaan wilde verhalen over. Er lag ooit een matras. Volgens hen sliep daar wel eens een zwerver. En er stond ooit een stoel. Toen mijn oudste daar zijn hand oplegde, stortte die prompt in elkaar. Weet de kleinste dan weer te vertellen. Het is duidelijk, het Veldje zal nooit meer vergeten worden door mijn kinderen. En de verhalen zullen alleen maar spannender worden. Over dertig jaar vertellen ze wellicht dat ze een keer een dode zwerver op een matras hebben gevonden. In de Groningse Schildersbuurt, waar ze ooit woonden.

Deze column verscheen eerder in de juni-editie van de Wijkkrant Schildersbuurt.

Hé, daar is mijn jeugd weer.

Via mijn kinderen beleef ik mijn jeugd opnieuw. Voor een deel dan. En dat kan heel leuk zijn. Neem nu Sinterklaasavond; dat was voor mij al decennialang een vrij suf samenzijn. We wisselden met volwassenen wat voorspelbare cadeaus uit met lollig bedoelde gedichten. Best gezellig, maar niet meer dan dat. De laatste jaren is dat anders. De week voor het heerlijk avondje is de spanning voelbaar in huis. De jongens, nu 8 en 12, zijn knap zenuwachtig en opgewonden. Op 5 december zijn ze bijna zichzelf niet meer. En ze worden als de dag vordert steeds stiller. De stress is van hun bleke koppies te scheppen om een uur of zes. En die grijpt mij ook, net als vroeger. Nu besef ik weer hoe ‘Sinterklaas vieren’ hoort te zijn: superspannend!

Toen mijn oudste zoon Justin enkele jaren ‘op voetbal zat’, werd ik ook teruggevoerd naar mijn onbezorgde levensfase. Ik kwam weer op geurende, pasgemaaide velden en in muffe kleedkamers. Met oude tegelvloeren, bezaaid met door noppen geperforeerde plakkaten gras. Zweterige hokken waar na de wedstrijd dichte mist heerste van het collectieve douchen. Ik zag mezelf weer voor me met mijn teamgenoten van VV Roden tijdens een uitwedstrijd bij GOMOS in Norg of VAKO in Vries. Heerlijk!

Soms is het ook wat minder leuk. Zoals die keer dat Mees naar het ziekenhuis moest voor een kleine ingreep. Ik rook direct weer het lachgas van mijn amandeloperatie van veertig jaar geleden. En zag de rare kleuren uit mijn hallucinatie haarscherp voor me. Als ik met ze naar zwemles ging, voelde ik via hen weer de haat jegens zwembad, badmeester en vooral ‘water in de neus van het onder water zwemmen’.

Maar het schiet qua leeftijd al aardig op met die mannen van me. Via de oudste ga ik binnenkort mijn puberteit herbeleven. Of eigenlijk is dat al begonnen. Hij zit al in de fase van ‘het erbij horen’. Hij wil het liefst naar school met megagrote logo’s van Nike en Adidas op zijn buik. Werd zijn spaargeld vroeger louter omgezet in speelgoed, tegenwoordig dus ook in textiel. Zijn nagelnieuwe mobiele telefoon nam hij nooit mee naar school. Terwijl die daar eigenlijk wel voor bedoeld was. Zo kunnen ouders en kind immers met elkaar communiceren als ze niet samen in één huis rondlopen. Maar wat bleek, hij schaamde zich voor zijn ‘suffe Nokia zonder touchscreen en bluetooth’. Nu hij de oude iPhone van paps heeft gekregen, staan zijn vriendjes in een kring om hem heen op het schoolplein. Pijnlijk herkenbaar allemaal. Ik wilde in de jaren zeventig ook het liefst in mijn spijkerbroek met ‘tandpastastreep’ aan de zijkant naar school. Met Roots eronder of mijn afgetrapte Adidas tennisschoenen. Cool, hoewel wij dat destijds gaaf noemden. En je walkman nam je ook pas mee naar school als die van Sony was.

Ik wacht met spanning op de eerste verkering, het eerste liefdesverdriet, de eerste dronkenschap en wat al niet meer. Ik ga me schrap zetten. Want die puberteit van me was toch iets onbezorgder dan de lagere schooltijd.

Hoogtepunt

Het afsluiten van de boel hangt onlosmakelijk samen met een dagje tuinhuis. Zoals afscheid hoort bij een enerverende ontmoeting, zoals een punt achter een zin. Het afsluiten van het tuinhuis maakt de dag compleet en maakt het voorgaande tot wat het is. Bovendien, als je alles open laat staan, worden je spullen gejat. Ook een belangrijk puntje.

Het afsluiten is een tijdrovende klus. Alles wat gedurende de dag uit het huisje en de twee schuren is gesleept, moet weer naar binnen. Alle spullen op hun vaste plek omdat ze daar nu eenmaal horen volgens mijn oudste zoon Justin. Hij gaat dan ook voorop in de strijd tegen chaos. De badmintonrackets, jeu de boules-set, frisbees en voetbal in de rieten mand. De rieten mand op de derde plank van de stellage in de Grote Schuur, naast de jerrycan benzine voor de motormaaier. Het tuingereedschap in de Kleine Schuur. Zagen en snoeischaren graag op hun eigen spijker aan de wand. Parasol in het hoekje naast de servieskast in de woonkamer. Rieten stoeltjes weer naast de kachel en bij het raam. Vaat op het aanrecht en afval in het rode prullenbakje in de keuken. Dan zijn we al een heel eind.

Bij mooi weer is ons achterterras een zwemparadijs. Centraal staat een rond zwembad met een doorsnee van drie meter. Die vullen we niet tot de rand want dan verzuipt onze jongste. Naast deze zwemtrots van het tuinhuis staat een klein pierenbadje. Dit wordt gebruikt om even de voetjes in af te spoelen alvorens het grote bad te betreden. In de periode voor het kleine badje, lagen we in het grote bad namelijk binnen de kortste keren in een troebele groentesoep van zanderig water met een vlies van blaadjes, takjes, sprietjes en spartelende insecten. En daar wordt je toch wat treurig van. In en om het tuinhuis proberen we een mediterrane vakantiesfeer te creëren. Het ideaalbeeld van geluk, een soort gratis prozac. Daar hoort helder water in een helblauw zwembad bij. Kijk maar in de reisgidsen.

Bij het opruimen zijn ook de regels voor het achterterras duidelijk en strak. Het grote bad blijft staan, het kleintje gaat leeg. Een maatregel die we vorig jaar ingesteld hebben. Het ondiepe water was namelijk een kweekvijver voor muggenlarven. Een paar dagen later prikten die ons, inmiddels gevleugeld, lek op het terras. Het kleine badje heeft zijn eigen plek in de ongebruikte douchecabine in de Grote Schuur. Ik parkeer hem altijd op zijn zijkant tegen de coniferenhaag die het zwemparadijs omzoomt. We doen trouwens net of dat cipressen zijn en voilà, we zijn gelukkig in Toscane. Meestal sleept Justin het badje toch onder de douche. Sinds ik hem ervan overtuigd heb dat niemand een badje zal stelen van nog geen 3 euro bij de drogist, bovendien met lekke tweede ring, ziet hij het nog wel eens door de vingers. De tuinslang waarmee de baden gevuld worden, wordt op zijn houder aan de schutting gehangen. En het aquariumschepnetje, waarmee we de eerdergenoemde rotzooi uit het bad vissen en regelmatig insectenlevens redden, heeft een eigen spijker in de Kleine Schuur. Dan kunnen we de aan de laatste fase van het afsluiten beginnen.

Tot slot moeten immers alle deuren van de opstallen op ons landgoed vergrendeld worden. En dat zijn toch vijf sleutelhandelingen, die niet allen even soepel verlopen. Ook sloten slijten. Maar voordat alles op slot gaat, begint Justin aan zijn favoriete klus: het dichtdraaien van de negen jaloezieën. Als we ’s ochtends naar het huisje fietsen, heeft hij daar al zin in heeft ie me ooit toevertrouwd. Wanneer ik hem druk zie opruimen aan het einde van de middag, heb ik de indruk dat het afsluiten sowieso zijn hoogtepunt van de dag is. Soms begint hij twee uur voordat we weg gaan al te vragen wanneer we gaan afsluiten. Het bevestigt de stelling van een oud-collega van me, een fervent Vrije School-, Jenaplan- en Montessorihater: ‘Jonge kinderen hebben recht op orde en regelmaat. Want daar hebben ze nu eenmaal behoefte aan.’

Bovenstaand verhaaltje is een van de ’tuinhuisverhaaltjes’ uit mijn boek Spaak, overwinnen van een burn-out. Hoofdstuk 10 om precies te zijn. Meer info over Spaak: http://www.bol.com/nl/p/nederlandse-boeken/spaak/1001004007801576/index.html

Sinterklaas bestaat. Als je jonger dan pakweg 8 bent.

‘Een mens die de moeilijkheden ontloopt, wordt telkens weer voor dezelfde problemen gesteld. Problemen die steeds dieper ingrijpen in zijn bestaan, tot hij zijn zwakheid overwint of zich verliest in de chaos van het leven.’

Met dit citaat begint mijn boek Spaak. Het komt uit het boek Een zwerver van zee tot zee van Maarten Matisse, uitgekomen bij Leopold in Den Haag in 1933. Die Maarten Matisse, sorry dat ik het 77 jaar later verklap, was mijn oud-oom Louis Carriere. De broer van mijn opa. Aan hem heb ik mijn tweede naam te danken. Hij zwierf over de wereld, te voet, en schreef er bovenstaand boek over.

Zijn verhaal begint prachtig. Hij schrijft over de belevingswereld van kinderen. En omdat het vandaag Sinterklaas is, leek me dit een toepasselijke post.

Kinderen leven in een fantastische verbeeldingswereld, even onwerkelijk als het bloemenparadijs dat de vorst in een nacht op de ruiten van onze kamers tekent. Zij geloven in een god die op een troon in de hemel zit. Ze geloven in een land waar wijze radja’s wonderfluiten en tovertapijten schenken. En in een Spanje, waar een Sint woont in een kasteel op een hoge bergspits. Deze dingen zijn voor hen even gewoon als de geheimzinnige secretaire van vader of de donkere hoek in de tuin: het bos dat altijd naar katten ruikt. Ik zou in mijn kinderjaren geen ogenblik verbaasd zijn geweest wanneer een Indiase prinses mij op een vliegend tapijt had meegevoerd naar een paleis dat door pratende ibissen werd bewoond. Of wanneer een zondvloed mij op een omgekeerde tafel naar het land der reuzen zou hebben gespoeld.

Naarmate het kind ouder wordt, vervagen deze jeugdfantasieën om plaats te maken voor andere, waarin het een nog grotere heldenrol vervult. De jongeling loopt met Messiasgedachten rond, verliest zich in hoogmoed en zelfingenomenheid. Of verdwaalt in onherkenbaar bijgeloof, waarin nochtans iets van zijn kinderfantasieën verweven is. Mijn dromen voerden me tot eindeloze zwerftochten. Steeds zocht ik – soms met wanhoop in het hart, altijd met hartstocht – een tropisch toverland van gouden vrede. Een zwerver zal ik blijven, tot de geest zal uitvliegen als een jonge zwaluw uit zijn nest. En zijn vleugels uit zal slaan om het Goddelijke te bereiken, steeds hoger stijgend, tot hij niet meer terugkeren kan, steeds verder vliegend naar oorden van niet-meer-weten.

 

Pagina 1 van 2

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén