Concept & copy, schrijver

Tag: boek Pagina 2 van 5

Uit de brand

Met enige regelmaat krijg ik een reactie van een lezer op mijn boek Spaak. Zo ook vandaag. Een leuke e-mail van een meneer uit Dokkum. Ook hij was in 2003 overvallen door een burn-out. Ook hij was op aanraden van een therapeut gaan fietsen. Ook hij was foto’s gaan maken in de natuur en erbij gaan dichten, zoals ik deed in mijn bundel Bermspinsels. Ook hij gaf dat uit in boekvorm. En ook hij stoeit nog op gezette tijden met de juiste balans  in het leven, creatief,  gedreven en getekend als hij is.

Op zich heel bijzonder, al die overeenkomsten. Maar geloof me, die kom ik vaker tegen in de lezersreacties. Veel lezers herkennen situaties, oplossingen en zichzelf in Spaak. Het bijzondere van dit contact zat dan ook meer in zijn tweede e-mail wat mij betreft. Die stuurde hij als reactie op mijn antwoordmail. Daarin bedankte ik hem voor zijn leuke reactie. Ik verwonderde me over onze overeenkomsten. Complimenteerde hem met de foto’s en gedichten op zijn site. En vroeg hem tot slot hoe hij aan Spaak gekomen was. Dat doe ik altijd. Het zal wel de beroepsdeformatie van een marketing- en communicatieman zijn. Ik ben altijd nieuwsgierig. Ken je Spaak via Twitter? Via een vriend of familielid? Via een krantenartikel of radio-interview? Ben je bij een lezing van mij geweest? Of kwam je het zomaar, toevallig ergens tegen? De mailer van vanochtend viel absoluut in de laatste categorie.

Hij schreef in zijn tweede e-mail dat hij veel leest. En dat hij daarom vaak bij een zaak in Dokkum komt, die boekpartijen opkoopt. Recent had dit bedrijf een stapel boeken ingekocht van een boekenwinkel in de stad Groningen waar brand had gewoed. Tussen de boeken met lichte brand- en blusschade viel zijn oog op het ongeschonden exemplaar van Spaak in het schap. De rest is geschiedenis, die je nu kent. Hoe ironisch; een boek over burn-out dat glansrijk en glanzend een brand overleeft!

Wat het voorval nog grappiger, gekker, of hoe je het maar wil noemen maakt, is het volgende. Gisteren werd ik bij mijn tuinhuis geportretteerd door een fotograaf. Die foto komt bij een artikel dat zaterdag in het Dagblad van het Noorden verschijnt. De fotograaf vertrok na gedane arbeid en vertelde me bij het afscheid dat hij een ‘schrijversdag’ had. Hij moest namelijk door naar zijn volgende klus: enkele schrijvers fotograferen bij de heropening van een afgebrande boekenwinkel in de stad Groningen.

Voor de lezers die vinden dat elk verhaal een moraal nodig heeft, daar komt-ie: de realiteit is vaak niet bij elkaar te bedenken. Zaken die in het echt gebeuren zijn soms onwaarschijnlijker dan de absurdste fantasie. Het leven zelf is niet zelden een grotere  inspiratiebron dan de gedachtenkronkels van mensen. ‘Leeft en verwondert u’ heeft een grote filosoof vast wel eens gezegd.

NB Enige snelle research op internet leerde me dat de betreffende boekhandel in dit verhaal van ‘Hoe een boek dat ingekocht werd voor een Groninger bij een Fries terecht kwam’ de firma Godert Walter is.

Dode hond

Midden op ons gazon stond een hoge boom. Een vreemd ding. Op de basisschool leer je als kind dat een boom één stam heeft. Bovendien wordt dat ook bevestigd in park en bos. Deze boom had echter zeven stammen. Als bij een uit de kluiten gewassen boeket bloemen schoten de zeven stammen meters de lucht in. De vorige eigenaar van ons huisje was gek op de boom. Het was zijn parasol. Verkoos zijn vrouw de zon op het terras, hij zat liever in de schaduw met een koud pilsje.

Als nieuwe bewoners hadden wij het al snel gehad met de boom. Hij ontnam veel licht en lucht. Het enige wat hij bracht waren diverse mossoorten in ons gras. Dus ging de zaag erin. De stammen leverden haardhout op voor minstens een half stookseizoen. De dunne zijtakken vormden een stevige basis voor een kreupelhoutwal rond ons perceel. Fijn voor egels, winterkoninkjes en wezels, maar vooral voor onze privacy. Onze tuin moet een vesting worden. Ommuurd door een organische wal van bomen, struiken en kreupelhout. Onneembaar voor de blikken van nieuwsgierige passanten. In ons tuinhuis moesten rust en natuur de boventoon voeren. Mensen zien we al genoeg in de stad.

Terug naar de boom. Of eigenlijk naar de stronk die overbleef na een oneerlijk gevecht; de zaag maakte zijn favorietenrol meer dan waar. De stronk stond in een ovaal perkje van zo’n twee meter lang en een meter breed, omring door flinke zwerfkeien. Ooit lag hier een vijvertje wisten we uit de overlevering. Enkele jaren geleden gedempt met keien, zand en tot slot het horloge van de schoonvader van de toenmalige eigenaar. Het perkje bevatte nauwelijks planten. Onder een parasol groeit nu eenmaal weinig. We besloten het om te spitten en maakten een herbeplantingsplan. Een heidetuintje moest het worden. Hei is wintergroen, makkelijk in onderhoud en bovendien goed bestand tegen een verdwaalde voetbal.

Het omspitten van het kleverige, gitzwarte veen duurde langer dan het neerhalen van de boom. En bleek de dagen erna een flinke aanslag op de arm- en rugspieren. De heideplantjes werden gekocht en aangevuld met twee azalea’s, want die bloeien zo mooi. In het centrum van het perkje, als ode aan de boom, plantten we een klein treurwilgje van nog geen meter hoog. Als finishing touch werd de nog zichtbare aarde bedekt met houtsnippers aangezien onkruid wieden, zelfs na enkele jaren tuinhuisbezit, nog steeds geen hobby van ons is.

Apetrots op het eindresultaat, genoten we de eerste dagen van het perkje dat toch alles weg had van een miniatuur heidetuintje. Totdat ik op een mooie zomeravond op het terras zat met een vriend van me. Een creatieve fotograaf met een – zoals je van een dergelijke kunstenaar mag verwachten – sterk beeldend en associatief vermogen. Met een oploskoffie in de linker- en een sigaretje in de rechterhand vroeg hij zich hardop af  ‘of wij daar midden op het gazon soms onze dode herdershond hadden begraven’. Ik was even stil en keek naar het perkje. Met slechts een heel klein beetje fantasie is er al een graf in te zien. Vooral omdat het ook nog een beetje bol loopt, een heuveltje is op het gras. En door de recente aanleg was het net of het hondengraf dagelijks met veel liefde werd verzorgd.

We hebben er die avond hard om gelachen. Maar toch is op dat moment iets kapot gegaan. Ons heidetuintje zal niet snel meer loskomen van het morbide stempel dat er die avond op is gezet. Het perkje zal altijd een vleugje hondengraf houden.

Dit stuk is een van de 14 tuinhuisverhaaltjes uit mijn boek ‘Spaak, overwinnen van een burn-out’, om precies te zijn hoofdstuk 22. Meer info over Spaak: http://www.bol.com/nl/p/nederlandse-boeken/spaak/1001004007801576/index.html

Hoogtepunt

Het afsluiten van de boel hangt onlosmakelijk samen met een dagje tuinhuis. Zoals afscheid hoort bij een enerverende ontmoeting, zoals een punt achter een zin. Het afsluiten van het tuinhuis maakt de dag compleet en maakt het voorgaande tot wat het is. Bovendien, als je alles open laat staan, worden je spullen gejat. Ook een belangrijk puntje.

Het afsluiten is een tijdrovende klus. Alles wat gedurende de dag uit het huisje en de twee schuren is gesleept, moet weer naar binnen. Alle spullen op hun vaste plek omdat ze daar nu eenmaal horen volgens mijn oudste zoon Justin. Hij gaat dan ook voorop in de strijd tegen chaos. De badmintonrackets, jeu de boules-set, frisbees en voetbal in de rieten mand. De rieten mand op de derde plank van de stellage in de Grote Schuur, naast de jerrycan benzine voor de motormaaier. Het tuingereedschap in de Kleine Schuur. Zagen en snoeischaren graag op hun eigen spijker aan de wand. Parasol in het hoekje naast de servieskast in de woonkamer. Rieten stoeltjes weer naast de kachel en bij het raam. Vaat op het aanrecht en afval in het rode prullenbakje in de keuken. Dan zijn we al een heel eind.

Bij mooi weer is ons achterterras een zwemparadijs. Centraal staat een rond zwembad met een doorsnee van drie meter. Die vullen we niet tot de rand want dan verzuipt onze jongste. Naast deze zwemtrots van het tuinhuis staat een klein pierenbadje. Dit wordt gebruikt om even de voetjes in af te spoelen alvorens het grote bad te betreden. In de periode voor het kleine badje, lagen we in het grote bad namelijk binnen de kortste keren in een troebele groentesoep van zanderig water met een vlies van blaadjes, takjes, sprietjes en spartelende insecten. En daar wordt je toch wat treurig van. In en om het tuinhuis proberen we een mediterrane vakantiesfeer te creëren. Het ideaalbeeld van geluk, een soort gratis prozac. Daar hoort helder water in een helblauw zwembad bij. Kijk maar in de reisgidsen.

Bij het opruimen zijn ook de regels voor het achterterras duidelijk en strak. Het grote bad blijft staan, het kleintje gaat leeg. Een maatregel die we vorig jaar ingesteld hebben. Het ondiepe water was namelijk een kweekvijver voor muggenlarven. Een paar dagen later prikten die ons, inmiddels gevleugeld, lek op het terras. Het kleine badje heeft zijn eigen plek in de ongebruikte douchecabine in de Grote Schuur. Ik parkeer hem altijd op zijn zijkant tegen de coniferenhaag die het zwemparadijs omzoomt. We doen trouwens net of dat cipressen zijn en voilà, we zijn gelukkig in Toscane. Meestal sleept Justin het badje toch onder de douche. Sinds ik hem ervan overtuigd heb dat niemand een badje zal stelen van nog geen 3 euro bij de drogist, bovendien met lekke tweede ring, ziet hij het nog wel eens door de vingers. De tuinslang waarmee de baden gevuld worden, wordt op zijn houder aan de schutting gehangen. En het aquariumschepnetje, waarmee we de eerdergenoemde rotzooi uit het bad vissen en regelmatig insectenlevens redden, heeft een eigen spijker in de Kleine Schuur. Dan kunnen we de aan de laatste fase van het afsluiten beginnen.

Tot slot moeten immers alle deuren van de opstallen op ons landgoed vergrendeld worden. En dat zijn toch vijf sleutelhandelingen, die niet allen even soepel verlopen. Ook sloten slijten. Maar voordat alles op slot gaat, begint Justin aan zijn favoriete klus: het dichtdraaien van de negen jaloezieën. Als we ’s ochtends naar het huisje fietsen, heeft hij daar al zin in heeft ie me ooit toevertrouwd. Wanneer ik hem druk zie opruimen aan het einde van de middag, heb ik de indruk dat het afsluiten sowieso zijn hoogtepunt van de dag is. Soms begint hij twee uur voordat we weg gaan al te vragen wanneer we gaan afsluiten. Het bevestigt de stelling van een oud-collega van me, een fervent Vrije School-, Jenaplan- en Montessorihater: ‘Jonge kinderen hebben recht op orde en regelmaat. Want daar hebben ze nu eenmaal behoefte aan.’

Bovenstaand verhaaltje is een van de ’tuinhuisverhaaltjes’ uit mijn boek Spaak, overwinnen van een burn-out. Hoofdstuk 10 om precies te zijn. Meer info over Spaak: http://www.bol.com/nl/p/nederlandse-boeken/spaak/1001004007801576/index.html

Ongehoord!

Op een dag kwam ik weer eens aanfietsen voor een tuinhuisbezoekje en toen klopte er iets niet. Er was er iets. Of eigenlijk, er was niets. Niets meer! De voorheen schitterende border langs mijn tuin was verwoest. Zwart. De border was rigoureus geruimd als een stal vol besmet vee. Hier was nietsontziend gemoord en geplunderd. Weg hortensia’s, varens, hosta’s ooievaarsbek en andere flora. Ze waren vervangen door vijf treurig uitziende struiken, die als kleine eilandjes verspreid lagen in een zee van kleffe en inktzwarte veengrond. Ik was woest!

Met een bak koffie op het terras kwam ik wat bij zinnen en ontleedde ik mijn boosheid. Het was zo’n mooi en natuurlijk perk. Er bloeiden zoveel kleuren. Dat haal je toch niet zomaar weg? Ik hoorde vaak voorbijgangers lovend spreken over mijn border, een voorbeeld van vrij tuinieren. Veel planten, geen centimeter aarde te zien en zo gevarieerd in vegetatie als een beschermd beekdal. Verdomme. En dan het feit dat het onaangekondigd en ongevraagd leeggehaald was. Ongehoord. Natuurlijk, dat perk is eigendom van het park. Het hoort niet bij mijn tuin. Maar ik ben wel verplicht het te onderhouden volgens de parkregels. Dan verwacht je op z’n minst een mailtje, briefje of telefoontje met de mededeling. Zoiets als ‘dinsdagmorgen 7 juni a.s. zal vanaf 9.00 uur des ochtends de border aan de westzijde van het perceel Lijsterbeslaan 9 ontruimd worden, hierbij hopende u voldoende geïnformeerd te hebben, Hoofd Tuincommissie’. Op zijn minst. Want liever had ik nog een toelichting gehad. Met daarin het ‘waarom’ en het ‘hoe nu verder’. Nog liever had ik overleg gehad. Inspraak. ‘Meneer Carrière, u bent geacht de border langs uw tuin te onderhouden, waar gaat uw voorkeur naar uit? We nemen uw ideeën graag mee in onze plannen voor de herinrichting.’

Mijn droevige conclusie was dat ik zelfs op een idyllisch tuinpark, waar louter vrede, vrijheid en blijheid lijken te bestaan, ook gefrustreerd wordt door een autoriteit die zich hufterig gedraagt. Probeer je een vluchtplek te vinden voor de harde realiteit van onze maatschappij, een plaats waar Belastingdienst, Gemeentebestuur, Energieleverancier, Telecomaanbieder en vervelende klanten je niet weten te raken, wordt je gefrustreerd door een stelletje gepensioneerde en zichzelf vervelende vrijwilligers die zich verzameld hebben in de Tuincommissie. Fuck.

Mijn grootste ergernis was echter de consequentie van deze actie. Het toekomstperspectief. Want wie staat zich straks een ongeluk te schoffelen? Precies. Met mijn koffie in de hand liep ik langs de verwoeste strook, zorgvuldig mijn passen tellend. Ik kwam tot vijfendertig. De breedte schatte ik op twee meter. Kortom, zeventig vierkante meter aarde die onkruidvrij gehouden moest worden. Door mij. Als dat niet regelmatig gebeurt, wordt er voor je het weet een brief van de Tuincommissie onder je deur doorgeschoven, weet ik uit ervaring. En de toon in die brieven is op z’n minst gezegd betuttelend, irritant en maakt me licht moordlustig. Maar mijn eigen tuin dan? Die moet ook bijgehouden worden. En het huisje met al z’n achterstallig onderhoud? De boosheid laaide weer op. Zo’n tuinhuisje moet leuk blijven, moet geen dagtaak worden. Ik heb gewoon een drukke baan hoor, een eigen bedrijf zelfs. Eikels!

De halfdode struiken waren een jaar later morsdood. Ze waren niet aangeslagen zoals dat in tuinderstermen heet. Inmiddels stonden ze tot hun enkels in het groen; een mix van gras, brandnetels, distels, zuring en ander gemeen onkruid. Ik heb het hele jaar geen vinger uitgestoken naar het perk. Een jaar lang is de border het meest verwaarloosde stukje Piccardthof geweest. De drie tuinmannen die hier in vaste dienst zijn, groetten me niet of nauwelijks meer. Voorbijgangers bespraken de verwilderde inrichting van de border fluisterend met elkaar. En ik deed net of die zeventig vierkante meters niet bestonden.

Enkele weken geleden stond één van de tuinmannen de border opnieuw om te spitten. De verlepte struiken waren verwijderd. Ze hadden voor deze loodzware klus de oudste, meest broze en wat krom lopende tuinman aangesteld. Het lukte hem echter zonder hernia de ruigte weer om te toveren tot een strakke zwarte strook. Een paar dagen later stonden er 15 nieuwe struikjes in. Kleine Seringen die ongeveer een meter hoog worden en paars bloeien in juli, las ik op een kaartje aan één van de planten. Inmiddels ben ik alweer bij het tuincentrum geweest om het nog steeds overvloedige zwart te bedekken met groen. Vrouwenmantels en Kattenstaarten houden de Seringen nu gezelschap. En ook uit mijn eigen tuin haalde ik overbodige Wilde Aardbeitjes, Saxifraga’s en nog wat bloeiend spul waarvan ik de naam niet weet. Het doel mag duidelijk zijn: het moet weer een kleurenzee van bloemen worden, zonder zwart. Onderhoudsvrij, net als vroeger. Zodat ik me hier weer helemaal kan storten op mijn eigen zaken. Die ik doe wanneer ik er zin in heb. Waar geen druk op zit. Waar niemand over meebeslist of me boze brieven over stuurt. Want mijn tuinhuisje moet een plek blijven waar niks moet en alles mag. En waar het tempo door mijzelf bepaald wordt. Kortom, een plek waar ik alleen met mezelf te maken heb.

Dit stuk is een van de 15 ’tuinhuisverhaaltjes’ uit mijn boek Spaak, hoofdstuk 14 op precies te zijn. Meer info over Spaak: http://www.bol.com/nl/p/nederlandse-boeken/spaak/1001004007801576/index.html

Pagina 2 van 5

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén