Tot de lancering van mijn boek Spaak op 21 mei, zal ik elke week een fragment plaatsen op deze plek. De vorige twee stukken waren uit Hoofdsuk 1 en gingen over het dementeren van mijn moeder. Deze week, zoals beloofd, een vrolijker fragment. In de hoofdrol mijn twee zoontjes en mijn tuinhuisje, van waaruit Spaak geschreven is. Dit is een van de korte hoofdstukken over het reilen en zeilen rond mijn tuinhuis. Spaak bevat zo’n 15 van dit soort verhaaltjes.
De kist
Mijn kinderen zijn echte huismusjes. ‘Gezelligheidsbeestjes’ zou mijn moeder zeggen. Het liefst spelen ze het hele weekend samen. Binnen, in hun pyjama. Al bellen er vriendjes op met uitnodigingen voor film-, dierentuin- of pretparkbezoek, ze komen het huis niet uit. Aanbellende buurtkinderen, met een voetbal onder de arm of skates onder de voeten, worden resoluut afgewimpeld. Ze spelen bijna nooit op hun eigen kamers, maar altijd bij pappa en mamma in de woonkamer. Lekker met z’n viertjes, gezellig. En als paps en mams even koffie drinken aan de keukentafel, dan speelt hun avontuur met allerlei beestjes en auto’s zich bliksemsnel af tussen koelkast en oven.
Als we een dagje naar het tuinhuis gaan, is het niet anders. Zodra we door het tuinhekje zijn, wordt dit direct door een van de kinderen vakkundig in het slot geslagen. Een duidelijk signaal aan alle buitenstaanders dat wij vieren vandaag niet gestoord willen worden. Ook hier spelen ze het liefst aan de voeten van pa en ma. Met z’n allen op het terras van drie bij drie, gezellig. Maar ook ouders hebben af en toe tijd voor zichzelf nodig, hebben recht op rust, willen wel eens verder in hun boek waar ze al weken niet in opschieten, onder andere vanwege hun drukke leven met kinderen.
Op een gegeven moment waren we het zat. We wilden niet voortdurend midden in de avonturen van onze jongens belanden. Veel ouders gaan juist naar het tuinhuis voor hun eigen rust. Zodra ze er aankomen, halen hun kinderen fietsjes en skelters uit de schuur om vervolgens de rest van de dag op te lossen in het niets. Af en toe komen ze kirrend langs de tuin crossen, op weg naar de speeltuin midden op het park. Daar spelen ze dan uren met onbekende kinderen die in no-time vriend of vriendin zijn. Niks voor die van ons. Die zijn met geen stok het terrein op te krijgen. En ook niet met een mammoetskelter, met duozit en karretje erachter, die ik via Marktplaats heb gekocht voor tweehonderd euro. Voor hen. Dat ding wordt nu met name door mij gebruikt om vuilniszakken tuinafval naar de composthoop te transporteren.
De oplossing voor dit probleem lag in de schappen van de plaatselijke speelgoedwinkel. Daar trok ik in een lunchpauze een zak boerderijbeestjes en een koker autootjes uit de schappen. Typische gevalletjes Chinese kinderarbeid: veel voor weinig. Onooglijke beestjes en dito autootjes, samen voor nog geen vijf euro. De verpakkingen werden leeggestort in een oude koffiekist, die tot dan toe slechts een sierfunctie had in ons tuinhuis. De eerstvolgende keer dat we in het huisje kwamen, werd de kist geopend en sprongen de jongens een gat in de lucht. We spraken twee dingen af. Ten eerste: dit speelgoed blijft in het tuinhuis, wordt dus niet mee naar huis genomen. Ten tweede: het terras is verboden terrein voor de koffiekist. Speel er mee op het terras achter het huis of op het gras. Het terras is rustgebied voor volwassenen.
Hoe inferieur het speelgoed ook was, het werd veel geliefder dan het mooiere en vaak duurdere speeltuig thuis, domweg omdat het minder vaak beschikbaar was. Twee afzichtelijke kuikentjes met gietnaden dwars over hun lompe lijfjes, werden de lievelingsbeestjes van de oudste. Een aftands plastic politieautootje, van omgerekend nog geen halve euro, werd als mooiste auto ter wereld ervaren door de jongste. Ineens stonden onze jongens in het weekend, zichzelf aangekleed en al, naast ons bed te tetteren dat ze naar het tuinhuisje wilden. Dat was vroeger wel eens anders.
Helaas nam de aantrekkingskracht van de kist en zijn inhoud vrij snel af. Nog geen maand later werd de kist niet eens meer geopend bij tuinhuisbezoek. Maar wat is gebleven, is de speelplek achter het huis, ver van ‘ons’ terras. Dat is door de koffiekist hun vaste stekkie geworden. Daar wordt nu druk gespeeld met nieuwe aanwinsten: Caramba’s en Hugo’s. Zo vullen ze twee oude Spa-flesjes met water. Onder de strijdkreet “Caramba!” spuiten ze elkaar voortdurend nat. Een ander populair spel is dat met de Hugo’s: lege boterhamzakjes van de meegenomen bammetjes worden omhoog gegooid, vangen wind en moeten vervolgens gevangen worden. Een hilarisch spel, als je vijf en negen jaar bent. Daarbij wordt er nog wel eens geruzied over welke Hugo van wie is.
‘Ik had die Hugo met hagelslagjes erin!’
‘Nee hoor, die is van mij. Jij had die met die kruimeltjes!’
Hoe dan ook, wij lezen weer.
Geef een reactie