paardenkeuringEen paar jaar geleden haalde ik mijn jongste zoon op van muziekles. Hij was nog zo klein dat hij op een stoeltje voor op mijn fiets zat. Zijn muziekles heette ‘Ontdek je instrument’. Inmiddels scheurt hij op zijn eigen fiets naar elektrisch gitaarles. Al ontdekkende leert men, of andersom. We reden die middag langs de Grote Markt en ineens kwam er een idee in me op. Dit was hét moment voor dat bezoekje dat al zo lang op een to-do-lijst stond. In mijn geheugen. Ik zette de fiets op slot tegen het stadhuis en we bestegen de trappen. Eenmaal op het bordes deden we zwaaiend even de voetballers van FC Groningen na. Die hadden een paar weken daarvoor Europees voetbal behaald. Ze zongen toen voor het propvolle marktplein dat ze op de trekker naar Madrid zouden gaan. Volgens mijn herinnering strandden ze dat jaar ergens in Oost-Europa. Maar goed, ik opende de zware deur van het stadhuis en daar hing-ie: ‘De paardenkeuring’ van Otto Eerelman. Een fantastisch schilderij van imposante afmetingen, dat voluit eigenlijk ‘De paardenkeurig op de Grote Markt op de 28ste augustus’ heet. Eerelman schilderde het op tachtigjarige leeftijd in 1920, in opdracht van de gemeente Groningen.

Op ‘De paardenkeuring’ staan natuurlijk paarden. Otto Eerelman – geboren, getogen en overleden in Groningen – stond internationaal bekend als begenadigd dierenschilder. De hoofdrol in het schilderij is voor een oogverblindend wit paard. Wikipedia leert dat het gaat om Tabor II; een Russische schimmelhengst. Het dier wordt met enige moeite in toom gehouden door een rennende man. Dat blijkt dan weer pikeur Carl Heinrich Baars te zijn, die tijdens het schilderen echter al 24 jaar dood was. Een klein hondje naast het paard lijkt de man te helpen, luid blaffend naar de hengst.

Links vooraan slaat een Colly het tafereel gade. De Lassie-hond is keurig aangelijnd. De hondenriem eindigt in de hand van een meisje in een wit zomerjurkje. Volgens Wikipedia is dat Thérésia Angélica de Marees van Swinderen. Met zo’n naam zaten je ouders in die tijd natuurlijk goed in de slappe was. Dat blijkt ook wel: ze was de dochter van de eigenaar van Tabor II. De hond en het meisje worden omgeven door vele prominente Groningers, bekend uit de paardensport. Sommigen waren dus al overleden toen Otto ze portretteerde. De Noordwand van de Grote Markt is op het schilderij overigens nog vooroorlogs mooi.

Napratend over wat we gezien hadden, fietsten zoon en ik terug naar de Schildersbuurt. Op de Kraneweg sloegen we rechtsaf, de Otto Eerelmanstraat in. Een kort, wat anoniem straatje in onze wijk. Vraag een buurtbewoner naar deze straat en de kans is groot dat je bot vangt. Het huizenblok van Mulock Houwer, dat de straat woningtechnisch gezien domineert, is prachtig van architectuur. Maar nu de kozijnen in verschillende tinten wit zijn geschilderd – en studenten oude lappen en kranten als gordijnen gebruiken – heeft het zijn glans verloren. Hoogtepunt in de straat is wat mij betreft het blauwe, metalen hek aan de zijkant van de oude zeevaartschool. Een ontwerp uit de tijd dat ‘De paardenkeuring’ werd geschilderd, met verfijnde details en de overblijfselen van een gaslantaarn.

Halverwege de Otto Eerelmanstraat sloegen we linksaf ‘onze’ Wassenberghstraat in. Ik weet niet of ik het destijds dacht, maar nu wel: een man die zulke prachtige schilderijen maakte, verdient eigenlijk een mooiere straat. Langer, breder, grootser. En vooral beter onderhouden.

Deze column verscheen eerder in de wijkkrant van de Groningse Schildersbuurt, in maart 2015.