Op een dag kwam ik weer eens aanfietsen voor een tuinhuisbezoekje en toen klopte er iets niet. Er was er iets. Of eigenlijk, er was niets. Niets meer! De voorheen schitterende border langs mijn tuin was verwoest. Zwart. De border was rigoureus geruimd als een stal vol besmet vee. Hier was nietsontziend gemoord en geplunderd. Weg hortensia’s, varens, hosta’s ooievaarsbek en andere flora. Ze waren vervangen door vijf treurig uitziende struiken, die als kleine eilandjes verspreid lagen in een zee van kleffe en inktzwarte veengrond. Ik was woest!
Met een bak koffie op het terras kwam ik wat bij zinnen en ontleedde ik mijn boosheid. Het was zo’n mooi en natuurlijk perk. Er bloeiden zoveel kleuren. Dat haal je toch niet zomaar weg? Ik hoorde vaak voorbijgangers lovend spreken over mijn border, een voorbeeld van vrij tuinieren. Veel planten, geen centimeter aarde te zien en zo gevarieerd in vegetatie als een beschermd beekdal. Verdomme. En dan het feit dat het onaangekondigd en ongevraagd leeggehaald was. Ongehoord. Natuurlijk, dat perk is eigendom van het park. Het hoort niet bij mijn tuin. Maar ik ben wel verplicht het te onderhouden volgens de parkregels. Dan verwacht je op z’n minst een mailtje, briefje of telefoontje met de mededeling. Zoiets als ‘dinsdagmorgen 7 juni a.s. zal vanaf 9.00 uur des ochtends de border aan de westzijde van het perceel Lijsterbeslaan 9 ontruimd worden, hierbij hopende u voldoende geïnformeerd te hebben, Hoofd Tuincommissie’. Op zijn minst. Want liever had ik nog een toelichting gehad. Met daarin het ‘waarom’ en het ‘hoe nu verder’. Nog liever had ik overleg gehad. Inspraak. ‘Meneer Carrière, u bent geacht de border langs uw tuin te onderhouden, waar gaat uw voorkeur naar uit? We nemen uw ideeën graag mee in onze plannen voor de herinrichting.’
Mijn droevige conclusie was dat ik zelfs op een idyllisch tuinpark, waar louter vrede, vrijheid en blijheid lijken te bestaan, ook gefrustreerd wordt door een autoriteit die zich hufterig gedraagt. Probeer je een vluchtplek te vinden voor de harde realiteit van onze maatschappij, een plaats waar Belastingdienst, Gemeentebestuur, Energieleverancier, Telecomaanbieder en vervelende klanten je niet weten te raken, wordt je gefrustreerd door een stelletje gepensioneerde en zichzelf vervelende vrijwilligers die zich verzameld hebben in de Tuincommissie. Fuck.
Mijn grootste ergernis was echter de consequentie van deze actie. Het toekomstperspectief. Want wie staat zich straks een ongeluk te schoffelen? Precies. Met mijn koffie in de hand liep ik langs de verwoeste strook, zorgvuldig mijn passen tellend. Ik kwam tot vijfendertig. De breedte schatte ik op twee meter. Kortom, zeventig vierkante meter aarde die onkruidvrij gehouden moest worden. Door mij. Als dat niet regelmatig gebeurt, wordt er voor je het weet een brief van de Tuincommissie onder je deur doorgeschoven, weet ik uit ervaring. En de toon in die brieven is op z’n minst gezegd betuttelend, irritant en maakt me licht moordlustig. Maar mijn eigen tuin dan? Die moet ook bijgehouden worden. En het huisje met al z’n achterstallig onderhoud? De boosheid laaide weer op. Zo’n tuinhuisje moet leuk blijven, moet geen dagtaak worden. Ik heb gewoon een drukke baan hoor, een eigen bedrijf zelfs. Eikels!
De halfdode struiken waren een jaar later morsdood. Ze waren niet aangeslagen zoals dat in tuinderstermen heet. Inmiddels stonden ze tot hun enkels in het groen; een mix van gras, brandnetels, distels, zuring en ander gemeen onkruid. Ik heb het hele jaar geen vinger uitgestoken naar het perk. Een jaar lang is de border het meest verwaarloosde stukje Piccardthof geweest. De drie tuinmannen die hier in vaste dienst zijn, groetten me niet of nauwelijks meer. Voorbijgangers bespraken de verwilderde inrichting van de border fluisterend met elkaar. En ik deed net of die zeventig vierkante meters niet bestonden.
Enkele weken geleden stond één van de tuinmannen de border opnieuw om te spitten. De verlepte struiken waren verwijderd. Ze hadden voor deze loodzware klus de oudste, meest broze en wat krom lopende tuinman aangesteld. Het lukte hem echter zonder hernia de ruigte weer om te toveren tot een strakke zwarte strook. Een paar dagen later stonden er 15 nieuwe struikjes in. Kleine Seringen die ongeveer een meter hoog worden en paars bloeien in juli, las ik op een kaartje aan één van de planten. Inmiddels ben ik alweer bij het tuincentrum geweest om het nog steeds overvloedige zwart te bedekken met groen. Vrouwenmantels en Kattenstaarten houden de Seringen nu gezelschap. En ook uit mijn eigen tuin haalde ik overbodige Wilde Aardbeitjes, Saxifraga’s en nog wat bloeiend spul waarvan ik de naam niet weet. Het doel mag duidelijk zijn: het moet weer een kleurenzee van bloemen worden, zonder zwart. Onderhoudsvrij, net als vroeger. Zodat ik me hier weer helemaal kan storten op mijn eigen zaken. Die ik doe wanneer ik er zin in heb. Waar geen druk op zit. Waar niemand over meebeslist of me boze brieven over stuurt. Want mijn tuinhuisje moet een plek blijven waar niks moet en alles mag. En waar het tempo door mijzelf bepaald wordt. Kortom, een plek waar ik alleen met mezelf te maken heb.
Dit stuk is een van de 15 ’tuinhuisverhaaltjes’ uit mijn boek Spaak, hoofdstuk 14 op precies te zijn. Meer info over Spaak: http://www.bol.com/nl/p/nederlandse-boeken/spaak/1001004007801576/index.html
Jacky Bruins
Petje af, keer op keer beschrijf je weer situatie die zo bekend is…pfff bemoeizucht en inbreuk van anderen. Laat ze hun eigen border maar schoonhouden i.p.v. met de schoffelen in andermans zaken te schoffelen!!! Het mooie eind verteld toch het proces van acceptatie met als beloning een nieuwe onderhoudsvriendelijke border!!! Thanks!
Jef
Wat een heerlijk verhaal weer, vriend
Zoooooo herkenbaar…
Tot gauw in het thuishuisje