Nou werkte ik ook al in mijn vorige tuinhuisje. Sterker nog, ik bedacht en schreef er mijn eerste boek Bermspinsels. En hoewel ik mijn tweede boek – een autobiografische roman die hopelijk binnenkort uitkomt – thuis inklopte, haalde ik de inspiratie grotendeels van de Piccardthof. De (werk)titel luidt niet voor niets Verhalen uit het tuinhuis. Toch voldeed het oude stulpje niet als werkplek. Het was namelijk van hout en had geen stroom. Door al dat hout was ik meer aan het klussen dan aan het schrijven. Hout op zompige veengrond is een slechte combinatie. En door het gebrek aan elektriciteit deed ik alles dubbel. Op de tuin schreef ik met pen op papier, thuis typte ik alles nog eens dunnetjes over.
Nu zit ik een paar honderd meter verderop. Aan de andere kant van de A7, die ik ook hier zachtjes hoor ruisen. In mijn onderhoudsarme, stenen bungalow heb ik een halfuurtje geleden de stekker van mijn laptop in het stopcontact gestopt. Ik werk aan de eettafel van de vorige eigenaar. Over mijn scherm kijk ik uit over mijn nieuwe tuin, waar net een gaai op het gazon is geland. Als ik naar links kijk, zie ik een van de drie goudvissen zachtjes het wateroppervlak kussen van het kleine vijvertje. De dotters aan de waterrand bloeien hardgeel. Hoewel het hier geweldig voelt, moet ik nog even wennen. Het huis en de tuin leren kennen. Vrienden worden met elkaar. Dit huis heeft een ander gezicht en een andere geur dan mijn vertrouwde maatje iets verderop. Het komt vast goed. Zeker als straks de gesprongen waterleiding in het keukenkastje gerepareerd is. Zodat ik de stortbak niet meer met gieters water uit de regenton hoef te vullen. Maar het belangrijkste is: het werkt, ik schrijf!
Geef een reactie