De laatste maanden werd er veel over huisdieren gepraat binnen ons gezinnetje. Sinds onze poes in 2006 haar laatste adem uitblies, zijn wij huisdierloos. Oké, bij ons tuinhuis zwemmen drie goudvissen in de vijver. Maar van de gemiddelde goudvis ontvang je bar weinig liefde, toch een belangrijke pijler binnen het huisdierenconcept. En ook de aaibaarheidsfactor van onze vijverbewoners – ook een grote pré voor een huisdier – is uiterst laag.
Sinds ik twee kinderen heb, is mijn behoefte aan een huisdier sterk gedaald. Ik knuffel me rot met mijn twee jongens. Ik geef en ontvang ruim voldoende liefde. Maar goed, niet alle gezinsleden denken en voelen hetzelfde als ik. En daar heb ik natuurlijk begrip voor. Bovendien, ik lees wel eens dat huisdieren een positieve invloed hebben op opgroeiende kinderen. Met mijn fatsoenlijke verantwoordelijkheidsgevoel voor mijn kroost, stortte ik mij dan ook in de huisdierendiscussie.
Stap één bij het uitkiezen van een huisdier was bij ons het elimineren van huisdieropties. Honden, kanaries, hamsters, ratten, konijnen en cavia’s werden langs de lat gelegd en legden één voor één het loodje om uiteenlopende redenen. De drie kanshebbers die uiteindelijk overbleven waren de poes, de dwergpapegaai en de fret. Te veel soortgenoten in de buurt, de straat voor de deur en onze kleine binnenplaats nekten de poes. De dwergpapegaai werd afgeschoten om meerdere reden, waaronder het enorme lawaai van een exemplaar van een kennis. Het werd de fret. Of eigenlijk twee.
Linda en ik hadden ooit twee fretjes in onze studententijd. Door onze enthousiaste verhalen erover – en de foto’s van die twee schattige beestjes die nog in huis te vinden zijn – zagen de jongens het ook helemaal zitten. We snorden via Marktplaats twee leuke pups op. Vriendinnetjes die in een opvang zaten. Vrijdagmiddag, de dag voor de Grote Dag, plunderden we de dierenafdeling van de plaatselijke Tuinland. Voor een slordige 175 euro kochten we een hok, slaapmandje, een hangmatje, drinkflesje, een voerbakje, frettentoilet, kattengrid, voer en nog wat speelgoed om achteraan te hollen en aan te krabben. We haalden de beestjes op en eenmaal thuis lieten we ze los. En gingen ze los.
Binnen een kwartier bleek al hoe selectief het geheugen van Lin en mij gewerkt had. Dat koddige gespring en gestoei van fretjes hadden we goed onthouden. Net als die leuke geluidjes die ze dan maken. Maar dat ze de plantenbakken tot de bodem leeggraven, aan de meubels krabben, zich overal achter, onder en op wurmen, waren we even kwijt geweest. Je kunt veel vergeten in tien jaar. Niesend van de as en zwart van het roet sprongen ze uit de open haard op ons lichte kleed. Waar ze even later onder verdwenen om wild te stoeien. Tijdschriften vlogen van tafel, de telefoon werd van de lader gegooid, een lampje ging om en de geluidsboxen en meubels werden met de scherpe tanden onderworpen aan een materiaaltest. Dat fretten tijdens het spelen af en toe zachtjes in je hand bijten, wisten we nog wel. Dat hadden we de kinderen ook verteld. Maar dat Linda en ik tot bloedens toe werden gebeten door de grootste van het stel was een tegenvallertje. De kinderen legden het speelse ‘tegen hen opspringen’ uit als eng en zaten als snel op de eettafel met grote ogen. Terwijl Linda boven op zoek was naar pleisters voor ons en handschoenen voor de jongens, zag ik hoe de fretten allebei op tien centimeter van de door ons neergezette kattenbak op het parket scheten. Justin en Mees wilden al na een halfuurtje de woonkamer uit en op hun kamer spelen met lego. Wij moesten de fretten vasthouden, dan konden zij veilig de woonkamerdeur bereiken. Toen de fretjes na een uur uitgeraasd waren en in hun nagelnieuwe nachthok gingen slapen, likten Linda en ik onze wonden in de ravage die ooit onze woonkamer was. Tussen de wolken stof door keken we elkaar aan. Ik zag in Linda’s ogen hetzelfde gevoel dat ik had. Het was het beste te omschrijven als: DIT WIL IK NIET!
’s Avonds verliep de speelsessie met de fretjes ongeveer hetzelfde. En toen de jongens op bed lagen wisten we het eigenlijk al: dit wordt hem niet. Het zou maanden duren om de beestjes bijtvrij en zindelijk te krijgen. Als dat al zou lukken. Dat zou ons, inclusief de verzorging, uren per dag gaan kosten. En ons huis volledig aanpassen aan de twee rakkers zagen we ook helemaal niet zitten. Na een slechte nacht huilde ik de volgende ochtend in de werkkamer. Linda even later ook. Wat hadden we dit verkeerd ingeschat. Wat een teleurstelling voor de jongens die de Grote Dag vooraf unaniem hadden bestempeld tot ‘de mooiste dag van hun leven’. Wat waren Linda en ik kennelijk veranderd de afgelopen tien jaar. Wat was ons leven ook veranderd. Twee studentjes in een huurappartementje, met het relaxte leventje dat daarbij hoorde, hadden genoten van twee van die doerakjes. Maar twee drukbezette volwassenen in hun mooie huis met twee kinderen, wilden dit niet meer. De tweede frettendag werd afgesloten met een bezoekje aan het huisartsenlaboratorium waar Linda en ik een Tetanusprik scoorden. Een week later voelden we die nog in onze bovenarm. Die avond mailde ik de frettenopvang. Strekking: wanneer kunnen we ze terugbrengen?
Twee dagen later, op dinsdag, overhandigden we de fretjes aan de eigenaar van de opvang. We verontschuldigden ons een ongeluk. We wilden het geld dat we voor de twee beestjes hadden betaald ook niet terug. We gaven nog wel even aan dat de reclamische beschrijving van de twee fretten op hun website wellicht enigszins misleidend was. Dat de beestjes ‘niet beten’ en ‘zindelijk waren’ konden we niet onderschrijven. Toen de jongens om drie uur ’s middags uit school kwamen, waren ze verward door de gevoelens van opluchting en verdriet die elkaar in hoog tempo afwisselden. De opluchting won het in de dagen erna. Bij alle gezinsleden.
Er wordt nu met veel liefde over de twee fretjes gepraat binnen ons gezin. Hun geboortedagen staan in de agenda van de Justin. Dat het frettenproject hopeloos mislukt is, ligt niet aan de fretjes. En ook niet aan de jongens. Pappa en Mamma hebben gewoon een flinke inschattingsfout gemaakt. En willen het vooral zelf ook niet meer. We knuffelen, spelen en stoeien nu gewoon weer met ons vieren. Het woord huisdier is al een week niet gevallen. Het waren emotionele en enerverende dagen. En leerzaam. Soms moet je een fout snel inzien en herstellen. Je verlies nemen en de emoties die daarbij horen gewoon toelaten. En accepteren dat je als mens meeverandert met je omstandigheden. We hebben in ieder geval iets geprobeerd. En gelukkig hebben we de foto’s nog. Want wat zijn het een schatjes, die fretten!
1 Pingback