Midden op ons gazon stond een hoge boom. Een vreemd ding. Op de basisschool leer je als kind dat een boom één stam heeft. Bovendien wordt dat ook bevestigd in park en bos. Deze boom had echter zeven stammen. Als bij een uit de kluiten gewassen boeket bloemen schoten de zeven stammen meters de lucht in. De vorige eigenaar van ons huisje was gek op de boom. Het was zijn parasol. Verkoos zijn vrouw de zon op het terras, hij zat liever in de schaduw met een koud pilsje.

Als nieuwe bewoners hadden wij het al snel gehad met de boom. Hij ontnam veel licht en lucht. Het enige wat hij bracht waren diverse mossoorten in ons gras. Dus ging de zaag erin. De stammen leverden haardhout op voor minstens een half stookseizoen. De dunne zijtakken vormden een stevige basis voor een kreupelhoutwal rond ons perceel. Fijn voor egels, winterkoninkjes en wezels, maar vooral voor onze privacy. Onze tuin moet een vesting worden. Ommuurd door een organische wal van bomen, struiken en kreupelhout. Onneembaar voor de blikken van nieuwsgierige passanten. In ons tuinhuis moesten rust en natuur de boventoon voeren. Mensen zien we al genoeg in de stad.

Terug naar de boom. Of eigenlijk naar de stronk die overbleef na een oneerlijk gevecht; de zaag maakte zijn favorietenrol meer dan waar. De stronk stond in een ovaal perkje van zo’n twee meter lang en een meter breed, omring door flinke zwerfkeien. Ooit lag hier een vijvertje wisten we uit de overlevering. Enkele jaren geleden gedempt met keien, zand en tot slot het horloge van de schoonvader van de toenmalige eigenaar. Het perkje bevatte nauwelijks planten. Onder een parasol groeit nu eenmaal weinig. We besloten het om te spitten en maakten een herbeplantingsplan. Een heidetuintje moest het worden. Hei is wintergroen, makkelijk in onderhoud en bovendien goed bestand tegen een verdwaalde voetbal.

Het omspitten van het kleverige, gitzwarte veen duurde langer dan het neerhalen van de boom. En bleek de dagen erna een flinke aanslag op de arm- en rugspieren. De heideplantjes werden gekocht en aangevuld met twee azalea’s, want die bloeien zo mooi. In het centrum van het perkje, als ode aan de boom, plantten we een klein treurwilgje van nog geen meter hoog. Als finishing touch werd de nog zichtbare aarde bedekt met houtsnippers aangezien onkruid wieden, zelfs na enkele jaren tuinhuisbezit, nog steeds geen hobby van ons is.

Apetrots op het eindresultaat, genoten we de eerste dagen van het perkje dat toch alles weg had van een miniatuur heidetuintje. Totdat ik op een mooie zomeravond op het terras zat met een vriend van me. Een creatieve fotograaf met een – zoals je van een dergelijke kunstenaar mag verwachten – sterk beeldend en associatief vermogen. Met een oploskoffie in de linker- en een sigaretje in de rechterhand vroeg hij zich hardop af  ‘of wij daar midden op het gazon soms onze dode herdershond hadden begraven’. Ik was even stil en keek naar het perkje. Met slechts een heel klein beetje fantasie is er al een graf in te zien. Vooral omdat het ook nog een beetje bol loopt, een heuveltje is op het gras. En door de recente aanleg was het net of het hondengraf dagelijks met veel liefde werd verzorgd.

We hebben er die avond hard om gelachen. Maar toch is op dat moment iets kapot gegaan. Ons heidetuintje zal niet snel meer loskomen van het morbide stempel dat er die avond op is gezet. Het perkje zal altijd een vleugje hondengraf houden.

Dit stuk is een van de 14 tuinhuisverhaaltjes uit mijn boek ‘Spaak, overwinnen van een burn-out’, om precies te zijn hoofdstuk 22. Meer info over Spaak: http://www.bol.com/nl/p/nederlandse-boeken/spaak/1001004007801576/index.html